Het is de taak van een handelsagent om zaken tussen de ondernemer (de principaal) en potentiële afnemers te bemiddelen. Door de bemidddelingsactiviteiten van de handelsagent bouwt de principaal een vaste klantenkring op. Doorgaans heeft de principaal ook nog na beëindiging van de handelsagentuurovereenkomst profijt van dit klantenbestand. Daarom kan de handelsagent na contractbeëindiging een redelijke compensatie (klantenvergoeding) opeisen (§ 89b HGB). De goodwillvergoeding dient ter compensatie van de voordelen voor de ondernemer c.q. de gederfde provisie voor de handelsagent, die het gevolg zijn van vervolgopdrachten van klanten, die door de handelsagent zijn bemiddeld.
Maar hoe zit het eigenlijk in het geval dat de principaal genoodzaakt is faillissement aan te vragen en de failliete onderneming inclusief de vaste klantenkring over wordt genomen door een nieuw opgerichte onderneming? Over deze vraag heeft de Duitse Hoge Raad (BGH) onlangs een uitspraak gedaan. Indien de nieuw opgerichte onderneming zowel de klanten als ook de handelsvertegenwoordiger van het failliete bedrijf overneemt, dan dienen deze klanten, die op basis van de activiteiten van de handelsvertegenwoordiger voor het eerst een overeenkomst met de overnemende onderneming afsluiten, gezien te worden als nieuwe klanten die door de handelsagent zijn geacquireerd (zie BGH, uitspraak van 26-10-2011, VIII ZR 222/10). Dientengevolge kan de handelsagent tegen de overnemende onderneming ook een goodwillvergoeding geldend maken, aldus het BGH. Naar mening van de BGH zou het doorgeven van het klantenbestand door de overnemende onderneming aan de handelsagent hooguit vanuit het oogpunt van billijkheid tot een korting op de goodwillvergoeding kunnen leiden, omdat daardoor de acquisitie van deze klanten voor de handelsagent eenvoudiger wordt.
Tweet